Doop in water - pijler 3 

Hebreeën 6:1-2 "Leg het fundament van een leer van dopen ..."

Dopen in het algemeen

Als we het over dopen hebben, zullen we allereerst de oorspronkelijke betekenis van het woord "dopen" moeten kennen.

Het woord dopen is afgeleid van het woord "baptizo", wat betekent: "iets / iemand doen onderdompelen in een vloeistof om er vervolgens weer uit te halen".

Het woord "dopen" wordt in het NT altijd gebruikt als iets dat bij een persoon totaal gebeurt en een overgang weergeeft naar een nieuwe ervaring / beleving / positie.

De doophandeling is te vergelijken met het openen en sluiten van een deur. Degene die gedoopt wordt gaat d.m.v. de doophandeling door een deur die voor hem wordt geopend. Hij gaat van iets ouds en bekends naar iets nieuws en onbekends. Hierna sluit de deur zich definitief en kan hij niet meer terug naar het oude en vertrouwde.

Het NT noemt vier verschillende soorten doop:

  1. doop der bekering van Johannes de Doper Mattheus 3:11, Marcus 1:4;
  2. doop in water (pijler 3) = christelijke doop Mattheus 28:19;
  3. doop in de Heilige Geest (pijler 4) Mattheus 3:11, Handelingen 1:5,8 = kracht om te getuigen;
  4. doop van lijden / vuur Mattheus 3:11, Marcus 10:38, Lucas 12:50.

De doop in water (pijler 3) = christelijke doop

De doop in water, ook wel genoemd de christelijke doop, verschilt sterk van de doop van Johannes. Vereiste de doop van Johannes "slechts" bekering en een openlijk belijden van zonden van de dopeling, de christelijke doop daarentegen voegt daar de onmisbare eis aan toe, dat de dopeling moet geloven, dat hij een rechtvaardige geworden is, door het volbrachte werk van Christus. Deze innerlijke rechtvaardigheid zal de gelovige eerst door geloof in zijn hart moeten bezitten, voordat hij zich in water kan laten dopen, omdat de doop in water een uiterlijke daad is van gehoorzaamheid aan God van hetgeen inwendig gebeurd is.

christelijke doop voorwaarden


Door deze bijbelse voorwaarden weten we, dat kleine kinderen niet voor de doop in aanmerking komen. Ook vinden we in de Bijbel niet één voorbeeld van een zuigeling die gedoopt wordt. Sommigen noemen "het huis van Cornelius" en "het huis van de gevangenbewaarder van Filippi" als mogelijk voorbeeld voor een kinderdoop, maar een grondige bestudering van Handelingen 10 en 16 sluit dit uit. Uit deze hoofdstukken blijkt immers, dat in het huis van Cornelius allen:

  • godvrezend waren;
  • het evangelie hoorden van Petrus;
  • de Heilige Geest ontvingen en in tongen spraken;
  • behouden werden.

Hieruit blijkt dat al deze mensen aan de nieuwtestamentische voorwaarden voldeden voor de doop en dat er geen zuigelingen waren.
Over de gevangenbewaarder en zijn gezin lezen we dat allen:

  • het evangelie hoorden;
  • zich lieten dopen.

Ook zij voldeden hiermee allen aan de nieuwtestamentische voorwaarden voor de doop en ook hieruit blijkt dus dat er geen zuigelingen aanwezig geweest kunnen zijn. Deze beide voorbeelden geven verder aan dat de christelijke doop direct hoort te volgen op bekering. Ook talloze andere gedeelten uit de bijbel bevestigen dit. Zo lezen we b.v. in Handelingen 2:38 over de toespraak van Petrus, waarin hij het volk opwekt om zich te bekeren en te laten dopen. Vervolgens lezen we in vers 41, dat hooguit een paar uur later zo'n drieduizend mensen zich als gevolg van Petrus" toespraak bekeren én laten dopen.
Ook een Paulus werd meteen gedoopt, evenals de kamerling uit Morenland etc. etc.
Natuurlijk is het juist dat iemand eerst elementair onderwijs moet hebben ontvangen over bekering en doop, maar het is een dwaling om te leren dat een gelovige pas na langdurig onderwijs gedoopt kan worden.

De werking van Gods genade

Het centrale doel van Jezus' verzoeningswerk was niet alleen, dat Hij de schuld voor mijn zondige daden op zich nam en voor mij de straf droeg. Nog belangrijker was, dat Jezus zichzelf één maakte met mijn verdorven natuur.

Toen Hij aan het kruis stierf, is mijn oude natuur, mijn oude mens, het lichaam der zonde met Hem gestorven. Mijn "IK" ging met Hem dood!
Prijst God, want Jezus stond op uit de dood! En omdat ik met Christus gestorven ben, leeft Hij nu in mij! Christus is mij, bracht mij tot leven voor God. Hij stelde mij in staat om als een rechtvaardige tot eer van God te leven.

Iedere zondaar die in de genade van god gelooft, is behouden zegt Efeze 2:8. Gods genade transformeert de totale persoonlijkheid van een ieder die:

  • weet wat Gods Woord leert over het centrale doel van Christus' verzoeningswerk en
  • de kennis hierover voor waar aanneemt en dit vervolgens toepast in zijn leven.

Bij een ieder die zich aan deze voorwaarden houdt, zal de innerlijke gedaanteverwisseling plaatsvinden. Dit betekent volgens Romeinen 8:10 dat de zondaar:

  • sterft aan zijn oude vleselijke natuur en daardoor dood wordt voor de zonde;
  • een nieuw leven gaat leiden tot gerechtigheid voor God.

Zo zien we dat een zondaar die tot God komt absoluut niet een soort vrijkaartje krijgt om maar lukraak te blijven zondigen, omdat de genade toch wel overvloedig is Romeinen 5:20. "Een leven leiden tot gerechtigheid" betekent een leven leiden dat niet meer bepaald wordt door jezelf, maar door Jezus, want Hij heeft je verzoend met God. Hij bepaalt nu je handel, wandel en spreken.

 

De betekenis van de doop

In het natuurlijke leven volgt op iedere dood een begrafenis. Zo ook in het geestelijke leven.
De geestelijke begrafenis vindt plaats door de christelijke doop en kenmerkt zich door twee stadia:

  1. een begrafenis,
  2. een opstanding.

Deze twee fasen komen exact overeen met de twee eerder genoemde stadia van de innerlijke transformatie:

  1. dood zijn voor de zonde,
  2. een nieuw leven gaat leiden tot gerechtigheid voor God.

De begrafenis, "het geheel ondergedompeld worden", drukt uit dat wij met Christus gekruisigd, gestorven en begraven zijn. Het geeft aan dat onze oude mens met zijn vleselijke natuur dood is.

De opstanding,"het omhoog komen uit het watergraf, drukt uit dat wij met Christus zijn opgewekt door te geloven in de werking van Gods kracht. Zo ontvangen wij gods natuur, waardoor wij in staat zijn om het nieuwe leven te leiden tot gerechtigheid en eer van God.

De betekenis van de doop wordt treffend weer gegeven in Romeinen 6:3-4

"Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in Zijn dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen".

De Bijbel vermeldt nog enkele belangrijke feiten aangaande de doop:

  • de doop vindt plaats in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest Mattheus 28:19;
  • een dopeling wordt in Christus zelf gedoopt, dus niet in een kerk of zo Galaten 3:27;
  • wie van ganse harte gelooft dat Jezus de Zoon van god is, mag gedoopt worden Handelingen 8:36-38;
  • Gods Geest geeft de gedoopte kracht om het leven van gerechtigheid te leiden Romeinen 8:10.

Tot slot van deze pijler 3
Galaten 2:20
"Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik, (dat is) niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu (nog) in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven".