Oplegging van handen - pijler 5
Hebreeën 6:1-2 "Leg het fundament van een leer van oplegging der handen ..."
Hoofdredenen voor het opleggen van handen
Oplegging van handen is een daad waarmee iemand zijn handen legt op het lichaam van een ander met een speciale bedoeling. Normaal gaat deze daad gepaard met gebed en / of een profetische uiting.
Zo kan de persoon die handen oplegt:
- geestelijke zegen of gezag overdragen op degene die de handen krijgt opgelegd;
- geestelijke zegen of gezag in het openbaar bevestigen, dat degene die de handen opgelegd krijgt al eerder van God heeft ontvangen;
- de bewuste persoon voor een specifieke taak of bediening aan God opdragen.
Ook combinaties van het bovenstaande zijn mogelijk. Het OT geeft herhaaldelijk aan dat het opleggen van handen een normaal gebruik was.
Voorbeelden van handoplegging in het OT:
- Jacob die zijn handen op Jozef’s zonen legt om hen te zegenen Genesis 48:14;
- Mozes die zijn handen op Jozua legt Numeri 27:22,23;
Gevolg: - een deel van Mozes' geestelijke wijsheid en heerlijkheid wordt op Jozua overgedragen;
- Mozes erkent / bevestigt in het openbaar dat Jozua de nieuwe leider is. - Elisa die koning Joas de handen oplegt 2 Koningen 13:15-17.
Gevolg: - Joas ontvangt goddelijke wijsheid en gezag om als bevrijder van Gods volk op te treden.
Doelen van het opleggen van handen
Doel 1: de bediening van lichamelijke genezing
Er zijn twee nieuwtestamentische instellingen voor genezing:
- handen opleggen Marcus 16:17-18;
- zalven met olie Jacobus 5:14-15.
Het zalven met olie is een daad van geloof, waardoor goddelijk leven en gezondheid door de Heilige geest wordt uitgeroepen over het lichaam van een zieke gelovige. God verwacht van een wedergeboren christen, dat hij bij ziekte als eerste zijn Heelmeester persoonlijk en volhardend zoekt voor de genezing. Eventueel kan hij (daarna) de oudsten van de gemeente roepen en zij zullen over de zieke een gelovig gebed uitspreken en hem vervolgens met olie zalven in de naam van de Heer. Dit zal de lijder gezond maken.
Helaas gaan de meeste gelovigen "automatisch" naar een arts en raadplegen zij de Heer pas als de medici het opgeven. Nu is een arts raadplegen beslist niet verkeerd, maar wel als deze voorrang krijgt van de christenen boven God.
Voor het olie zalven is nodig dat:
- de leden en oudsten elkaar kennen;
- de oudsten zijn toegerust om in geloof genezing te bedienen.
Olie is een beeld van de Heilige Geest. Olie die aangebracht wordt op de zieke, beeldt uit, de aanspraak van geloof dat Gods Geest genezing zal schenken aan de zieke. God belooft dat ons sterfelijke lichaam weer wordt levend gemaakt door Gods Geest, de Derde persoon van de godheid Romeinen 8:11.
Gewoonlijk wordt bij het zalven gebruik gemaakt van olijfolie. Zalven met olie is een middel om goddelijk leven, gezondheid en kracht mee te delen. Het kan dus nooit gebruikt worden ter voorbereiding op de dood.
Genezing kan op allerlei wijzen plaatsvinden, want god is hierin creatief en soeverein. Genezing kan direct of geleidelijk plaatsvinden. In het laatste geval zal men actief moeten blijven geloven en dit kan, door God voortdurend te danken en door het veelvuldig belijden van Zijn Woord. soms is de genezing voelbaar voor de zieke, maar andere keren weer niet, waardoor een daad van geloof zal moeten worden gesteld.
Er moet altijd evenwicht bestaan tussen geloof en realisme. Zo zal iemand die (nog) niet genezen is, best de symptomen van zijn ziekte mogen erkennen, maar zo iemand hoort daar niet bij te blijven stilstaan. De zieke gelovige zal (bij uitstek) zich volhardend moeten richten op Gods Woord en op zijn gebedsleven, zonder daarbij in een kramp te geraken over het wel dan niet genezen.
Stelregel: beter ziek de hemel binnenstappen dan gezond de hel ingaan.
Doel 2: de bediening van de Heilige Geest
Petrus en Johannes legden in Samaria de pasbekeerden de handen op, waardoor ze de Geest ontvingen Handelingen 8:18.
Ananias legde zijn handen op Saul, zodat hij weer zou zien en vervuld zou worden met de Heilige Geest Handelingen 9:17.
Toch moeten we ook weer niet te snel handen opleggen bij mensen, opdat we geen deel hebben aan de zonden van anderen en dus rein blijven.1 Timotheus 5:22 "Leg niemand overijld de handen op, heb ook geen deel aan de zonden van anderen, houd u rein".
Doel 3: Het meedelen van geestelijke gaven
Een gelovige moet schriftuurlijk gezag achter zich hebben staan, wil hij geestelijke gaven aan anderen kunnen meedelen. Het meedelen van geestelijke gaven heeft tot doel de gemeente te vertroosten, te bemoedigen en te versterken. Dit kan alleen door de gaven van de Geest vrij te laten werken in de verschillende leden van de geloofsgemeenschap.
Het resultaat van de geestelijke gaven moet altijd zijn: wederkerig dienstbetoon van de individuele leden aan elkaar. Paulus wist dit ook, want hij zei o.a. in Romeinen 1:11-12 "Want ik verlang u te zien om u enige gaven mede te delen tot uw versterking, dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij".
Als de gaven van de geest niet (allen) werkzaam zijn in de gemeente, dan kan het Lichaam van Christus nooit op het niveau van kracht en resultaat functioneren zoals god dit bedoeld heeft.
In de Bijbel vinden we een mooi voorbeeld van hoe een geestelijke gave aan Timotheus wordt meegedeeld. Feiten in dit verband zijn, dat Timotheus:
- een gave had ontvangen 1 Timotheus 4:14;
- deze gave had gekregen door handoplegging 2 Timotheus 2:6;
- de handen kreeg opgelegd door Paulus en de oudsten 1 Timotheus 4:14 + 2 Timotheus 1:6;
- een profetenwoord ontving tijdens deze handoplegging 1 Timotheus 4:14;
God had een speciale opdracht voor Timotheus en daarvoor had hij een geestelijke gave nodig. Iedere dienaar van God zal voortdurend in strijd zijn met het rijk der duisternis en de belangrijkste wapens van de vijand zijn twijfel en angst. Ongetwijfeld had Timotheus ook met deze vijanden te maken, want in 2 Timotheus 1:7 zegt Paulus:
"Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid".
Paulus remedie tegen angst is:
- de gave van God in je aan te wakkeren, zodat je (weer) in vuur en vlam wordt gezet;
- je de woorden van God herinneren, zodat je daarin bemoediging vindt om door te gaan.
Volgens Gods Woord zijn dezelfde geestelijke vragen er nog steeds om Gods volk te versterken en te bemoedigen.
Doel 4: het aanstellen van dienaren Gods
De grondstructuur van nieuwtestamentisch leiderschap in de plaatselijke gemeente bestaat slechts uit twee soorten bestuurlijke ambten, te weten "oudsten" en "diakenen". De Bijbel noemt een oudste in Titus 1:5 ook wel een opziener en in Titus 1:7 een bisschop (Eng. = bishop). De letterlijke vertaling voor diaken is dienaar.
De oudste
De belangrijkste taken van een oudste zijn: goede leiding geven en prediken, onderrichten 1 Timotheus 5:17. Een oudste houdt zich dus bezig met de immateriële / geestelijke behoeften. Het doel van een oudste moet zijn dat hij met name de gemeente geestelijk wil versterken.
Over het aanstellen van oudsten lezen we o.a. in Handelingen 14:21-23:
- de aanstelling ging gepaard met bidden en vasten (= als bij de uitzending van de apostelen Paulus en Barnabas);
- er werd pas gesproken over "een gemeente" na het aanstellen van oudsten, want een groep individuele discipelen zonder oudsten is nog geen gemeente;
- het aanstellen van oudsten was de verantwoordelijkheid van de apostelen en zij waren daarin afhankelijk van de Heilige Geest Handelingen 20:28.
De belangrijkste kenmerken van een oudste volgens 1 Timotheus 3 en Titus 1:5-9:
- moet onbesproken van gedrag zijn en slechts één vrouw hebben:
- is nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, vriendelijk, niet strijdlustig geldzuchtig;
- bestuurt zijn eigen huis goed, tuchtigt zijn kinderen waardig, is niet pas bekeerd, staat gunstig bekend ook buiten de kring en is onberispelijk;
- zijn kinderen zijn gelovig en niet in opspraak vanwege losbandigheid of ongehoorzaamheid, is niet aanmatigend of driftig;
- niet uit op oneerlijke winst, heeft liefde voor wat goed is, is rechtvaardig, vroom en ingetogen, houdt zich aan het betrouwbare woord;
- is in staat de vermanen op grond van de gezonde leer, kan tegensprekers weerleggen;
- de vrouw is waardig, geen kwaadspreekster, nuchter en betrouwbaar in alles.
De diaken
De belangrijkste taak van een diaken is: het bedienen van de tafels Handelingen 6:2. Een diaken houdt zich dus bezig met de materiële / natuurlijke behoeften. Het doel van een diaken moet zijn dat hij met name de gemeente praktisch wil versterken.
Over het aanstellen van diakenen lezen we o.a. in Handelingen 6:3-6:
- de apostelen delegeerden dit aan de gemeente;
- de gemeente koos een aantal geschikte mannen;
- de apostelen legden deze mannen de handen op;
- erkenden daarmee deze mannen in hun ambt;
- droegen deze mannen met hun taak op aan God;
- droegen een deel van hun geest van genade en wijsheid op deze mannen over.
De belangrijkste kenmerken van een diaken volgens Handelingen 6:3, 1 Timotheus 3 en Titus 1:5-9;
- staat goed bekend, is vol van Geest en wijsheid;
- is een waardig mens en spreekt niet met twee tongen, is niet verzot op veel wijn, is niet uit op winstbejag, bewaart door zijn geloof een rein geweten;
- moet proeftijd onberispelijk vervullen, heeft slechts één vrouw, bestuurt zijn eigen huis en gezin goed;
- de vrouw is waardig, geen kwaadspreekster, nuchter en betrouwbaar in alles.
Volgens het goddelijk patroon behoren alle aanstellingen in de gemeente uit te gaan van de Heilige Geest.
Doel 5: het uitzenden van apostelen
Veel informatie over dit onderwerp geeft Handelingen 13:1-4. Zo lezen we in dit gedeelte:
- dat er (minimaal) twee geestelijke bedieningen waren in Antiochië, namelijk die van leraar en profeet;
- dat deze bedieningen door de gemeente werden erkend;
- dat die bedieningen werden uitgeoefend door vijf personen;
- dat de leiders baden én vastten en niet alleen als individu maar ook als groep;
- dat de Heilige Geest het wachten beloonde, door te zeggen dat Paulus en Barnabas moesten worden afgezonderd voor een roeping.
Uit de context van dit gedeelte valt verder op te maken dat Paulus en Barnabas al persoonlijk door God waren voorbereid op hun roeping. Als Gods Geest dan ook spreekt, is dit voor de gemeente een openbaring, maar voor Paulus en Barnabas een bevestiging van een reeds eerder ontvangen openbaring.
De reactie van deze vijf mannen lezen we in Handelingen 13:3 "Toen vastten en baden zij, en legden de handen op en lieten hen gaan". Ze lieten Paulus en Barnabas dus niet meteen gaan, maar gingen wéér bidden en vasten. De eerste keer leidde het bidden en vasten tot een speciale openbaring van Gods plan. De tweede maal van gebed en vasten werd vrijwel zeker gebruikt om Gods genade en kracht (zalving) af te smeken over de uitvoering van het plan van God voor deze beide mannen. Daarna legden zij de apostelen Paulus en Barnabas de handen op.
Een apostel is een op goddelijk gezag uitgezonden persoon, die een speciale taak moet vervullen. Hij is in de ware zin van het woord een "zendeling". Er worden in de Bijbel meer dan twintig apostelen genoemd.
Geestelijke leiders zouden het patroon, zoals geschetst in het geval van Paulus en Barnabas, in overeenkomstige gevallen eveneens moeten volgen. De leiders in Antiochië erkenden openlijk, dat deze twee mannen een speciale bediening van God hadden ontvangen en legden hen de handen op om bijzondere geestelijke wijsheid, genade en kracht te claimen van God, zodat zij de door God gegeven taak ook zouden kunnen volbrengen.
Tot slot van deze pijler 5
Marcus 16:17-18 "Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen ze boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken. Slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal het hun geen schade doen: op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden".