Pijler 5  Oplegging van handen - pag. 3/7


Hebreeën 6:1-2 "Leg het fundament van een leer van oplegging der handen ..."

Doel 1: de bediening van lichamelijke genezing

Er zijn twee nieuwtestamentische instellingen voor genezing:

  1. handen opleggen Marcus 16:17-18;
  2. zalven met olie Jacobus 5:14-15.

Het zalven met olie is een daad van geloof, waardoor goddelijk leven  en gezondheid door de Heilige geest wordt uitgeroepen over het lichaam van een zieke gelovige. God verwacht van een wedergeboren christen, dat hij bij ziekte als eerste zijn Heelmeester persoonlijk en volhardend zoekt voor de genezing. Eventueel kan hij (daarna) de oudsten van de gemeente roepen en zij zullen over de zieke een  gelovig gebed uitspreken en hem vervolgens met olie zalven in de naam van de Heer. Dit zal de lijder gezond maken.

Helaas gaan de meeste gelovigen "automatisch" naar een arts en raadplegen zij de Heer pas als de medici het opgeven. Nu is een arts raadplegen beslist niet verkeerd, maar wel als deze voorrang krijgt van de christenen boven God.

Voor het olie zalven is nodig dat:

  • de leden en oudsten elkaar kennen;
  • de oudsten zijn toegerust om in geloof genezing te bedienen.

Olie is een beeld van de Heilige Geest. Olie die aangebracht wordt op de zieke, beeldt uit, de aanspraak van geloof dat Gods Geest genezing zal schenken aan de zieke. God belooft dat ons sterfelijke lichaam weer wordt levend gemaakt door Gods Geest, de Derde persoon van de godheid Romeinen 8:11.

Gewoonlijk wordt bij het zalven gebruik gemaakt van olijfolie. Zalven met olie is een middel om goddelijk leven, gezondheid en kracht mee te delen. Het kan dus nooit gebruikt worden ter voorbereiding op de dood.

Genezing kan op allerlei wijzen plaatsvinden, want god is hierin creatief en soeverein. Genezing kan direct of geleidelijk plaatsvinden. In het laatste geval zal men actief moeten blijven geloven en dit kan, door God voortdurend te danken en door het veelvuldig belijden van Zijn Woord. soms is de genezing voelbaar voor de zieke, maar andere keren weer niet, waardoor een daad van geloof zal moeten worden gesteld.

Er moet altijd evenwicht bestaan tussen geloof en realisme. Zo zal iemand die (nog) niet genezen is, best de symptomen van zijn ziekte mogen erkennen, maar zo iemand hoort daar niet bij te blijven stilstaan. De zieke gelovige zal (bij uitstek) zich volhardend moeten richten op Gods Woord en op zijn gebedsleven, zonder daarbij in een kramp te geraken over het wel dan niet genezen.

Stelregel: beter ziek de hemel binnenstappen dan gezond de hel ingaan.