Pijler 6  Opstanding der doden - pag. 7/9


Hebreeën 6:1-2 "Leg het fundament van een leer van opstanding der doden ..."

Tijdelijke en definitieve verblijfplaats van de mens na het sterven

In Thessalonicenzen 5:23 staat, dat de mens uit een geest, een ziel en een lichaam bestaat. Ook uit Hebreeën 4:12 kunnen we dit opmaken.
De "drieënige mens" is geschapen naar het beeld van de "drieënige God" Genesis 1:26. De geest en de ziel van de mens vormen samen het immateriële deel van de mens, terwijl het lichaam het materiële deel omvat. Bij de dood worden de geest en de ziel losgemaakt van het aarden vat, het lichaam.

Het soort verblijfplaats van de menselijke geest, vanaf zijn lichamelijke dood tot aan het moment van de wederopstanding van zijn lichaam, wordt bepaald door het soort categorie waartoe hij heeft behoord.

Over de toestand van de menselijke geest na zijn lichamelijke sterven tot aan de wederopstanding van zijn lichaam zijn 2 feiten te noemen:

  1. er is een onoverbrugbare kloof tussen de verblijfplaatsen van de rechtvaardige geesten en die van de goddeloze geesten;
  2. vóór de dood en opstanding van Jezus was de toestand van de rechtvaardige anders dan daarna.

Het dodenrijk, ook wel genoemd Sheol of Hades, is een tijdelijke verblijfplaats voor heengegane geesten, voorafgaand aan hun definitieve opstanding en veroordeling. Vóór Christus' dood en opstanding ging een heengegane geest altijd naar het dodenrijk (is naar de lagere wereld). In deze periode kende het dodenrijk twee soorten bewaarplaatsen, te weten:

1. Een plaats voor rechtvaardigen

Deze plaats wordt ook wel het "Paradijs" of "Abraham's schoot" genoemd. Het is een plaats van rust en troost, hoewel men nog ver verwijderd is van de directe tegenwoordigheid van God. Op deze plek bevond b.v. Lazarus zich.

2. Een plaats voor goddelozen

Dit is "de hel", een plaats van kwellingen. Hier bevond zich b.v. de rijke man. Tussen "hel" en "Paradijs" bestaat een onoverbrugbare kloof.